Vertalingen gerucht NL>DE
het gerucht
zelfst.naamw.
| Uitspraak: | [xəˈrʏxt] |
| Verbuigingen: | geruchten (meerv.) |
nieuwtje dat wel of niet waar kan zijn -
Gerücht (das ~) | Er gaan geruchten dat de koningin zwanger is. - Es kursieren Gerüchte, dass die Königin schwanger ist. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| het gerucht | das falsches Gerücht ; das Gerücht |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `gerucht`
Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: mareNL: praatjeNL: sageUitdrukkingen en gezegdes
NL: het
gerucht gaat, dat...
DE: es geht das Gerücht, es verlautet, daß...NL: bij
geruchte (iets weten)
DE: vom HörensagenNL: in een kwaad
gerucht (staan)
DE: in üblem Rufe
