Vertalingen babbelen NL>EN
babbelen
werkw.
Uitspraak: | [ˈbabələ(n)] |
Verbuigingen: | babbelde (verl.tijd ) heeft gebabbeld (volt.deelw.) |
veel kletsen voor je plezier -
chatter, gossip, prattle gezellig zitten te babbelen - have a gossip session |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
babbelen (ww.) | to blab ; to chat ; to chatter ; to have a conversation ; to jabber away ; to narrate ; to rattle ; to relate ; to speak ; to talk ; to tell |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `babbelen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: kakelenNL: keuvelenNL: klappenNL: kletsenNL: kwebbelenNL: kwekkenNL: kwetterenNL: lullenNL: pratenNL: ratelen