beschikken (znw.)	the declaring ; the decreeing ; the dictating ; the prescribe ; the requiring
beschikken (ww.)	the determine ; to dispose
beschikken	ordering

Bron: interglot




NL: afkondigen
NL: bedekken
NL: behangen
NL: bepalen
NL: beslissen
NL: bezitten
NL: gelasten
NL: ophangen
NL: verhangen
NL: verordenen

NL: de mens wikt, God beschikt EN: man proposes, God disposes
NL: op 'n verzoek beschikken EN: decide on a request
NL: (on)gunstig op een verzoek beschikken EN: grant (refuse) a request
NL: beschikken over EN: have at one's disposal EN: command (a majority)
NL: u kunt over mij beschikken EN: I'm at your disposal, I'm in your hands
NL: u kunt over 't bedrag beschikken EN: you can draw on me for the amount