Vertalingen zwellen NL>DE
zwellen
werkw.
| Uitspraak: | [ˈzwɛlə(n)] |
| Verbuigingen: | zwol (verl.tijd ) is gezwollen (volt.deelw.) |
groter worden -
schwellen , anschwellen zwellen van trots (=erg trots zijn) - stolzgeschwellt
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| zwellen (ww.) | anschwellen (ww.) ; aufblasen (ww.) ; aufblähen (ww.) ; aufschwellen (ww.) |
| zwellen (werkw.) | anschwellen ; schwellen |
| het zwellen | die Schwellen |
| zwellen | Anschwellen ; Einweichen ; Treiben |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `zwellen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aanzwellenNL: opbollenNL: opzettenNL: opzwellenNL: rijzenNL: uitdijenNL: wassenUitdrukkingen en gezegdes
NL: (de wind) deed de zeilen
zwellen
DE: schwellte die SegelNL: (bonen) laten
zwellen
DE: (weken) quellen (quellte, gequellt)