Vertalingen zeil NL>DE
het zeil
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [zɛil] |
Verbuigingen: | zeilen (meerv.) |
1) groot wit doek aan de mast van een zeilboot dat de wind moet vangen om te kunnen varen -
Segel (das ~) grootzeil - Großsegel |
alle zeilen bijzetten (=alles doen om iets te laten lukken) - alle Segel setzen
|
onder zeil gaan (=gaan slapen) - schlafen gehen
|
2) waterdicht doek om iets af te dekken -
Segeltuch (das ~), Plane (die ~) een zeil leggen over de nieuwe meubels om die tegen de verfspatten te beschermen - eine Plane über die neuen Möbel legen, um sie gegen Farbspritzer zu schützen |
3) harde, vaste vloerbedekking van bijvoorbeeld van vinyl of kurk -
Linoleum (das ~), PVC-Boden (der ~) zeil laten leggen in de hal |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
het zeil | das Linoleum ; die Plane ; das Segel ; das Segelschiff ; das Segeltuch ; das Segelwerk ; der Segler |
de zeil (m) | das Segeltuch ; das Zelttuch |
zeil | Decke ; Segel |
Bronnen: Wiktionary; interglot; Bouwtermen; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `zeil`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: bedzeiltjeNL: bramzeilNL: dekzeilNL: linoleumUitdrukkingen en gezegdes
NL: alle
zeilen bijzetten
DE: alle Segel beisetzen, (figuurlijk) alle Kräfte anstrengenNL: onder
zeil gaan
DE: unter Segel gehen, (figuurlijk) einnicken, einschlafenNL: met opgestreken, opgezet
zeil
DE: (figuurlijk) mit geschwollenem KammNL: met een nat
zeil
DE: (figuurlijk) betrunkenNL: de
zeilen reven
DE: (figuurlijk: inbinden) die Segel streichenNL: het
zeil (strijken)
DE: (figuurlijk) die Flagge