Vertaal
Naar andere talen: • winnen > ENwinnen > ESwinnen > FR
Vertalingen winnen NL>DE

winnen

werkw.
Uitspraak:  [ˈwɪnə(n)]
Verbuigingen:  won (verl.tijd ) heeft gewonnen (volt.deelw.)

1) de beste zijn in een wedstrijd of een spel - gewinnen
De voetbalclub heeft de Europacup gewonnen. - Der Fußballclub hat den Europacup gewonnen.
uitdrukking je gewonnen geven
uitdrukking iemand voor je winnen

2) (iets) ergens met moeite uit halen - gewinnen
aardgas uit de Noordzee winnen - Erdgas aus der Nordsee gewinnen

3) deel van de uitdrukking: -
uitdrukking aan gezag winnen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
winnen (ww.) bekommen (ww.) ; besiegen (ww.) ; davontragen (ww.) ; erhalten (ww.) ; erreichen (ww.) ; erzielen (ww.) ; gewinnen (ww.) ; holen (ww.) ; schlagen (ww.) ; siegen (ww.) ; triumphieren (ww.)
winnen (werkw.) gewinnen
winnen abbauen
Bronnen: interglot; Engoi Woordenschatoefeningen; Wiktionary


Voorbeeldzinnen met `winnen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: aanwerven
NL: behalen
NL: de overwinning behalen
NL: onttrekken
NL: overwinnen
NL: paaien
NL: strijken
NL: verkrijgen
NL: verslaan
NL: zegevieren

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: (f500) aan (op) een huis winnen DE: an einem Haus gewinnen
NL: het van iemand winnen DE: es einem abgewinnen, einem überlegen sein
NL: (de eerlijkheid) wint het DE: trägt den Sieg davon
NL: aan de winnende hand (zijn) DE: im Vorteil, im Gewinnen
NL: winnend nummer DE: Gewinner (der)