wijzen

werkw.

Uitspraak:	[ˈwɛizə(n)]
Verbuigingen:	wees (verl.tijd ) heeft gewezen (volt.deelw.)

1) met je arm en hand of vinger aanduiden - zeigen

wijzen naar de klok - auf die Uhr zeigen

naar/op je voorhoofd wijzen (=een gebaar maken dat iemand gek is) - sich an die Stirn tippen

2) op een bepaald punt gericht zijn - zeigen

de naald van het kompas wijst naar het noorden - die Kompassnadel zeigt nach Norden

© K Dictionaries Ltd.

wijzen (ww.)	aufklären (ww.) ; aufmerksam machen (ww.) ; benachrichtigen (ww.) ; etwas andeuten (ww.) ; etwas zeigen (ww.) ; hinweisen (ww.) ; informieren (ww.) ; signalisieren (ww.)
wijzen (werkw.)	weisen ; zeigen
wijzen	anzeigen ; weisen ; zeigen

Bronnen: interglot; Wiktionary




NL: aanduiden
NL: aangeven
NL: aanwijzen
NL: attenderen
NL: duiden
NL: iets aanwijzen
NL: indiceren
NL: tentoonspreiden
NL: tonen
NL: uitduiden

NL: (met de vinger) naar iets wijzen DE: auf etwas zeigen, weisen
NL: (alles) wijst erop DE: deutet darauf hin
NL: (iemand) op iets wijzen DE: auf etwas aufmerksam machen, hinweisen
NL: op iets wijzen DE: auf etwas hinweisen, hindeuten
NL: een vonnis wijzen DE: ein Urteil sprechen