Vertalingen voorzetten NL>DE
voorzetten (ww.) | anrichten (ww.) ; auftischen (ww.) ; auftragen (ww.) ; bedienen (ww.) ; dienen (ww.) ; servieren (ww.) |
het voorzetten | das Anheften ; das Ankleben |
voorzetten | flanken ; vorsetzen |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `voorzetten`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aan tafel bedienenNL: aanhechtenNL: bedienenNL: opdienenNL: opdissenNL: schaffenNL: voorplakkenNL: voorvoegen