Vertalingen trots NL>DE
I de trots
zelfst.naamw. (m.)
1) gevoel waardoor je wil laten zien dat je iets goed hebt gedaan of iets moois hebt -
Stolz (der ~) glimmen van trots - vor Stolz glühen vaderlijke trots - väterlicher Stolz |
2) gevoel dat je meer waard bent dan anderen -
Stolz (der ~) gekrenkte/gekwetste trots - gekränkter Stolz |
II trots
bijv.naamw.
1) erg blij met wat je hebt of hebt bereikt -
stolz trots zijn op je kinderen - stolz auf die Kinder sein |
zo trots als een pauw (=erg trots) - so stolz wie ein Pfau
|
2) met veel trots (2) -
stolz met een trotse blik in de ogen |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
trots (znw.) | der Hochmut |
trots (voorzetsel) | ungeachtet ; trotz ; der Stolz ; stolz ; der Hochmut |
de trots | der stolz |
trots | stattlich ; trotzig ; ansehnlich ; ruhmreich ; hervorragend ; herablassend ; grandios ; erniedrigend ; eingebildet ; aufgeblasen ; arrogant |
Bronnen: interglot; Wiktionary; mwb
Voorbeeldzinnen met `trots`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aanzienlijkNL: arrogantNL: arrogantieNL: deftigNL: eerNL: eergevoelNL: fierNL: fierheidNL: flinkNL: geringschattend