ton

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[tɔn]
Verbuigingen:	tonnen (meerv.)

1) cilindervormig, houten vat dat in het midden breder is dan aan de onderkant en bovenkant - Tonne (die ~)

regenton - Regentonne harington - Heringstonne

2) honderdduizend euro - einhunderttausend Euro

een bruto salaris van anderhalve ton per jaar - ein Bruttogehalt von einhundertfünfzigtausend Euro pro Jahr

3) duizend kilo - Tonne (die ~)

Er zijn op dit terrein tonnen chemisch afval gestort. - Auf diesem Gelände wurden Tonnen chemischen Abfalls abgekippt.

© K Dictionaries Ltd.

ton (m)	das Fass
de ton	der Bottich ; der Eimer ; hunderttausend Gulden (mv.) ; die Tonne ; der Trog ; die Wanne
TON (Afkorting)	Type of Number
ton	Fass ; Fassboje ; Federhaus ; Federhaus trommel ; t (Afkorting) ; Tonne ; Tonnenboje

Bronnen: Wikipedia; interglot; Download IATE, European Union, 2017.




NL: bak
NL: baken
NL: emmer
NL: fust
NL: gewicht
NL: kuip
NL: pot
NL: teil
NL: vat

NL: (een schip) van 10.000 ton DE: von 10.000 Tonnen
NL: (een oorlogsschip) van 20.000 ton DE: mit einer Wasserverdrängung von 20.000 Tonnen
NL: (het schip) meet ... ton DE: hat einen Tonnengehalt (oorlogsschip: eine Wasserverdrängung) von ... Tonnen