I razend

bijv.naamw.

Uitspraak:

[ˈrazənt]

1) heel erg boos - rasend , wütend

razend zijn op iemand - wütend auf jemanden sein

2) heel erg - rasend

in een razend tempo - in rasendem Tempo

II razend

bijwoord

Uitspraak:

[ˈrazənt]

heel erg - rasend , wahnsinnig

het razend druk hebben - wahnsinnigen Stress haben

© K Dictionaries Ltd.

razend

wütend ; rasend ; rasend ; frenetisch ; unwillig ; zornig ; verstimmt ; verbissen ; unwirsch ; aufgebracht ; tobend ; neidisch ; grimmig ; giftig ; garstig ; fuchsteufelswild ; borstig ; aufgeregt

Bronnen: Trueterm; mwb; Wiktionary




NL: boos
NL: dol
NL: furieus
NL: gek
NL: geweldig
NL: hels
NL: hevig
NL: kwaad
NL: laaiend
NL: nijdig

NL: als een razende DE: wie verrückt
NL: razende pijn DE: rasender Schmerz
NL: razend zijn op iemand DE: wütend gegen einen sein
NL: (ben je) razend? DE: toll, verrückt?
NL: ('t is) om razend te worden DE: zum Rasendwerden, zum Tollwerden