Vertaal
Naar andere talen: • provoceren > ENprovoceren > ESprovoceren > FR
Vertalingen provoceren NL>DE
provoceren (ww.) ermuntern (ww.) ; verursachen (ww.) ; veranlassen (ww.) ; stimulieren (ww.) ; reizen (ww.) ; provuzieren (ww.) ; hervorrufen (ww.) ; herauslocken (ww.) ; herausfordern (ww.) ; erwecken (ww.) ; aufwecken (ww.) ; aufstacheln (ww.) ; aufreizen (ww.) ; aufregen (ww.) ; aufputschen (ww.) ; aufmuntern (ww.) ; anstiften (ww.) ; anreizen (ww.) ; anregen (ww.)
het provocerendas provozieren
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `provoceren`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: aanleiding geven tot
NL: aanzetten tot
NL: instigeren
NL: ophitsen
NL: tarten
NL: uitdagen
NL: uitlokken