Vertaal
Naar andere talen: • opleggen > ENopleggen > ESopleggen > FR
Vertalingen opleggen NL>DE

opleggen

werkw.
Uitspraak:  ɔplɛxə(n)]
Verbuigingen:  legde op (verl.tijd ) heeft opgelegd (volt.deelw.)

(iemand) dwingen tot - vorschreiben , auferlegen , aufbürden
een boete opleggen - ein Bußgeld auferlegen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
opleggen (ww.) aulegen (ww.)
opleggen anvertrauen ; Verlegen ; vorübergehende Stillegung
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `opleggen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: aanbrengen
NL: aandoen
NL: aantrekken
NL: opbrengen
NL: opdragen
NL: opladen
NL: opslaan

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: Iemand een straf opleggen DE: einem eine Strafe auferlegen, (meer als rechter) eine Strafe über einen verhängen
NL: (iemand zijn wil) opleggen DE: aufzwingen
NL: het er te dik opleggen DE: (figuurlijk) dick auftragen