Vertalingen op NL>DE
I op
voorzetsel
1) <aan aan te geven dat iets zich aan de bovenkant van iets anders bevindt>
-
auf een appel op de fruitschaal Je sleutelbos ligt op de koelkast. |
2) <geeft aan waar iets zich bevindt>
-
Ik kom wat later; ik zit nu nog op kantoor. We waren vorige week op Terschelling. |
3) <geeft aan wanneer iets gebeurt>
-
op werkdagen van negen tot vijf op dit moment |
II op
bijwoord
1) naar boven -
2) wakker, uit bed en aangekleed -
Ben je nog op? Vooruit, naar bed! |
3) <wanneer alles verbruikt is>
-
Er is niets over; alles is schoon op. |
op van vermoeidheid (=uitgeput)
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
op (voorzetsel) | kurzfristig ; irgendwann |
op | erschöpft ; übermüdet ; todmüde ; ohnmächtig ; nach oben ; kaputt ; hundemüde ; hinauf ; herauf ; halbtot ; fertig ; ermattet ; abgespannt ; abgemattet |
OP (Afkorting) | operationelles Programm ; Operation ; Op (Afkorting) ; EP (Afkorting) ; Entwicklungspartnerschaft ; Ausgangsprozessor |
op | an ; in ; bei ; auf |
Bronnen: Wiktionary; interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Wikipedia
Synoniemen
NL: aanNL: afgedraaidNL: afgematNL: afgepeigerdNL: binnenNL: doodmoeNL: doodopNL: doorNL: gebrokenNL: hondsmoeUitdrukkingen en gezegdes
NL: (hij zit)
op de bank
DE: auf der BankNL: hij gaat
op de bank zitten
DE: er setzt sich auf die BankNL: (hij wacht)
op straat
op zijn vriend
DE: auf der Straße auf seinen FreundNL: op z'n Frans
DE: (in het Frans) auf französisch, im Französischen, (anders) auf französische WeiseNL: op deze dag
DE: an diesem TagNL: op zekere morgen
DE: an einem Morgen, eines MorgensNL: op 1 augustus
DE: am 1. AugustNL: op een zondag
DE: an einem SonntagNL: (zijn verjaardag) valt
op een zondag
DE: fällt auf einen SonntagNL: op deze plaats (kun je de
optocht goed zien)
DE: an dieser StelleNL: (in de lente is de natuur)
op haar mooist
DE: am schönstenNL: op dit bewijs (krijgt u de bagage terug)
DE: gegen diesen ScheinNL: (hoeveel maal) gaat 5
op 20
DE: geht 5 in 20NL: op een diepte van
DE: in einer Tiefe vonNL: op pantoffels l
open
DE: in Pantoffeln gehenNL: (het huis) lag
op het noorden
DE: nach, gegen NordenNL: op het gehoor (spelen)
DE: nach dem GehörNL: op de klank af
DE: dem Klange nachNL: (kom je ook)
op mijn verjaardag?
DE: zu meinem Geburtstag?NL: (de mark)
op 1.20 rekenen
DE: zu 1.20 rechnenNL: (iemand)
op de thee vragen
DE: zum Tee bittenNL: van de ene dag
op de andere
DE: von einem Tag zum andern