normaal

bijv.naamw.

Uitspraak:

[nɔrˈmal]

zoals het vaakst voorkomt, zoals de meeste mensen doen - normal , gewöhnlich

een espresso, een decafé en een normale koffie - ein Espresso, ein koffeinfreier Kaffee und ein normaler Kaffee. Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg. - Benimm dich normal, dann bist du schon verrückt genug.

© K Dictionaries Ltd.

de normaal	gewohnt ; normal ; regulär ; üblich
normaal	allgemein ; alltäglich ; einfach ; gangbar ; gebräuchlich ; gewöhnlich ; gängig ; herkömmlich ; üblich ; gemein ; normal ; normalerweise

Bronnen: Wiktionary; interglot; mwb; Trueterm; Wikipedia




NL: gangbaar
NL: gebruikelijk
NL: gemeen
NL: gewoon

NL: de normale belasting, (van machine), het normaal gewicht, de normale prijs etc. DE: die Normalbelastung, das Normalgewicht, der Normalpreis usw.
NL: beneden, boven het normale DE: unternormal, übernormal