Vertalingen nazeggen NL>DE
nazeggen (ww.) | aufs neue machen (ww.) ; echoen (ww.) ; einüben (ww.) ; erhallen (ww.) ; erneuern (ww.) ; ertönen (ww.) ; hallen (ww.) ; nachher noch ein wenig plaudern (ww.) ; nachpladdern (ww.) ; nachplappern (ww.) ; nachsagen (ww.) ; nachsprechen (ww.) ; schallen (ww.) ; widerhallen (ww.) ; widerschallen (ww.) ; wiederholen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `nazeggen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aanbiedenNL: doornemenNL: echoënNL: herhalenNL: indienenNL: nabouwenNL: napratenNL: presenterenNL: reproducerenNL: spelen