1. MWB
  2. Vertalen
  3. makker (NL>DE)
Vertaal
Naar andere talen: • makker > EN • makker > ES • makker > FR
Vertalingen makker NL>DE

de makker

zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak:  ['mɑkər]
Verbuigingen:  makkers (meerv.)

vriend - Freund (der ~), Macker (der ~)

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
de makker (m) der Gefährte ; die Genossin ; der Kamerad ; die Kameradin ; der Kumpel ; der Teihaber
Bronnen: Wiktionary; interglot


Voorbeeldzinnen met `makker`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: compaan
NL: compagnon
NL: gabber
NL: gezel
NL: kameraad
NL: kameraadje
NL: kompaan
NL: kornuit
NL: maat
NL: maatje