Vertalingen kameraad NL>DE
de kameraad
zelfst.naamw. (m.)
| Uitspraak: | [kaməˈrat] |
| Verbuigingen: | kameraadraden (meerv.) |
vriend -
Kamerad (der ~), Freund (der ~) | met je kameraden gaan kamperen - mit seinen Freunden campen gehen |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| de kameraad (m) | die Genossin ; der Kamerad ; die Kameradin ; der Kumpel ; der Teihaber |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `kameraad`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: compagnonNL: gabberNL: genootNL: gezelNL: kameraadjeNL: kompaanNL: kompelNL: kornuitNL: maatNL: maatje