Vertalingen koek NL>DE
de koek
zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: | [kuk] |
Verbuigingen: | koeken (meerv.) |
iets lekkers van gebakken deeg -
Kuchen (der ~) ontbijtkoek - Honigkuchen |
Dat is andere koek. (=dat is heel wat anders) - Das ist total etwas anderes.
|
Dat is gesneden koek. (=dat is makkelijk omdat je het vaker gedaan hebt) - Das ist kinderleicht.
|
Het is koek en ei tussen... (=ze hebben een goede verstandhouding) - Sie sind ein Herz und eine Seele.
Het is weer koek en ei tussen dochter en moeder. - Mutter und Tochter sind wieder ein Herz und eine Seele.
|
voor zoete koek aannemen (=zonder nadenken geloven) - etwas bedenkenlos glauben
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de koek (m) | das Biskuit ; das Gebäck ; der Keks ; der Kuchen ; das Plätzchen ; der Zwieback |
koek | Expeller ; Futterkuchen ; großer Futterbrocken ; Kuchen ; Ölkuchen |
Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `koek`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: biscuitNL: biscuitjeNL: kaakjeNL: klompNL: koekjeUitdrukkingen en gezegdes
NL: voor zoete
koek opeten
DE: sich gefallen lassenNL: (dat is voor hem) gesneden
koek
DE: ein leichtesNL: het was
koek en ei tussen hen
DE: sie waren ein Herz und eine Seele