Vertalingen kleumen NL>DE
kleumen (ww.) | beben (ww.) ; frieren (ww.) ; frösteln (ww.) ; schaudern (ww.) ; schlottern (ww.) ; schnattern (ww.) ; zittern (ww.) ; zähneklappern (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `kleumen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: bibberenNL: blauwbekkenNL: klappertandenNL: koulijden