Vertalingen kind NL>DE
het kind
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [kɪnt] |
Verbuigingen: | kinderen (meerv.) |
1) jong persoon die nog niet volwassen is -
Kind (das ~) Buiten spelen kinderen op straat. - Draußen spielen Kinder auf der Straße. |
geen kind hebben aan (=geen last hebben van (iemand)) - keine Last an jemandem haben
Hij zit zo lief te spelen. Je hebt geen kind aan hem. - Es spielt so schön. Er fällt nicht lästig.
|
een groot kind (=volwassene die zich als een kind gedraagt) - ein großes Kind
Sommige mannen zijn net grote kinderen. - Manche Männer sind wie große Kinder.
|
van kind af aan (=vanaf je kindertijd) - von Kindesbeinen an
Ik ken hem al van kind af aan. - Ich kenne ihn von Kindesbeinen an.
|
Een kind kan de was doen. (=het is heel makkelijk) - Das ist kinderleicht.
|
2) zoon of dochter -
Kind (das ~) Zij is een kind van mijn broer. - Sie ist ein Kind meines Bruders. ervoor kiezen om geen kinderen te krijgen - sich entscheiden, keine Kinder zu bekommen |
enig kind (=als je geen broertje of zusje hebt) - Einzelkind
|
kind noch kraai hebben (=helemaal geen familie hebben) - weder Kind noch Kegel haben
|
kind aan huis zijn (=(ergens) vaak komen) - fast zur Familie gehören
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
het kind | das Baby ; das Ding ; das Kind ; der Nachkomme ; die Nachkommin ; der Sohn ; der Sprössling ; der Säugling ; die Tochter |
kind | Kind |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `kind`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: babyNL: grom, grommetjeNL: klein kindNL: klein meisjeNL: kleine jongenNL: kleintjeNL: kleuterNL: kroostNL: nakomelingNL: wichtUitdrukkingen en gezegdes
NL: van
kind af aan
DE: von Kind aufNL: het
kind bij zijn naam noemen
DE: das Kind beim rechten Namen nennenNL: het
kind van de rekening zijn
DE: es ausbaden müssen