Vertaal
Vertalingen interrumperen NL>DE
interrumperen (ww.) eingreifen (ww.) ; einschreiten (ww.) ; ins Wort fallen (ww.) ; interferieren (ww.) ; intervenieren (ww.) ; schlichten (ww.) ; sich einmischen (ww.) ; unterbrechen (ww.) ; vermitteln (ww.) ; zusammenfallen (ww.) ; zusammentreffen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `interrumperen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: bemiddelen
NL: in de rede vallen
NL: ingrijpen
NL: interfereren
NL: interveniëren
NL: onderbreken
NL: tussenbeide komen
NL: tussenbeikomen
NL: tussenkomen