helder

bijv.naamw.

Uitspraak:

[ˈhɛldər]

1) als je door iets heen kunt kijken - hell , klar

helder glas - Klarglas helder water - klares Wasser

2) (van geluiden) duidelijk en zonder bijgeluiden - hell , klar

Die piano heeft een heldere klank. - Das Klavier hat einen hellen/klaren Klang.

3) (van licht en kleuren) glanzend - leuchtend

helder rood - leuchtendes Rot

4) als je een goed begrip hebt, of als je iets goed kunt begrijpen - hell , klar , wach

een helder oordeel hebben - einen wachen Verstand haben een heldere argumentatie - eine klare Argumentation

5) als iets schoon is of niet bedekt is met iets anders - sauber

Dat overhemd is weer helder. - Das Oberhemd ist wieder sauber. een heldere hemel - ein klarer Himmel

© K Dictionaries Ltd.

helder

heiter ; wolkenlos ; verständlich ; unbewölkt ; sonnenklar ; sauber ; offensichtlich ; klar wie Klosbrühe ; klar ; klar ; hell ; ganz offensichtlich ; faßlich ; eindeutig ; deutlich ; begreiflich ; glänzend ; strahlend ; lebhaft ; lebendig ; klar

Bronnen: interglot; Wiktionary; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.




NL: acuut
NL: begrijpelijk
NL: bevattelijk
NL: blinkend
NL: doorzichtig
NL: duidelijk
NL: eenduidig
NL: glashelder
NL: Heldere
NL: inzichtelijk

NL: helder blauw DE: hellblau
NL: helder wit DE: blütenweiß
NL: (de zon schijnt) helder DE: hell