goedvinden

werkw.

Uitspraak:	[ˈxutfɪndə(n)]
Verbuigingen:	vond goed (verl.tijd ) heeft goedgevonden (volt.deelw.)

instemmen met - gut finden , einverstanden sein

Mijn ouders vinden het goed dat ik dat bijbaantje neem. - Meine Eltern sind damit einverstanden, dass ich einen Nebenjob annehme.

© K Dictionaries Ltd.

goedvinden (ww.)	austeilen (ww.) ; autorisieren (ww.) ; bewilligen (ww.) ; Entgegenkommen (ww.) ; erlauben (ww.) ; gestatten (ww.) ; nachgeben (ww.)
het goedvinden	die Bewilligung ; die Genehmigung ; die Permission

Bron: interglot




NL: akkoord
NL: autoriseren
NL: dulden
NL: duren
NL: fiat
NL: fiatteren
NL: geen bezwaar hebben tegen
NL: goedkeuren
NL: goedkeuring
NL: gunnen

NL: (doe) zoals je goedvindt DE: wie es dir beliebt
NL: (mag hij roken? zijn vader) vindt het goed DE: gestattet es
NL: met goedvinden van DE: im Einverständnis mit
NL: met onderling goedvinden DE: in gegenseitigem Einvernehmen
NL: met uw goedvinden DE: mit Ihrer Erlaubnis