Vertalingen glanzen NL>DE
glanzen
werkw.
Uitspraak: | [xlɑnzə(n)] |
Verbuigingen: | glansde (verl.tijd ) heeft geglansd (volt.deelw.) |
een zacht licht weerspiegelen -
glänzen We hebben de zilveren lepels gepoetst en nu glanzen ze weer. - Wir haben die silbernen Löffel geputzt und nun glänzen sie wieder. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
glanzen (ww.) | flimmern (ww.) ; funkeln (ww.) ; glitzern (ww.) ; glänzen (ww.) ; leuchten (ww.) ; scheinen (ww.) ; schimmern (ww.) |
glanzen (werkw.) | glänzen |
het glanzen | der Schimmer |
glanzen | Blankwerden ; Glaenzen ; glänzend machen ; Glätten ; Polieren ; Satinieren |
Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `glanzen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: blinkenNL: flikkerenNL: fonkelenNL: glimmenNL: schijnenNL: sprankelenNL: stralenNL: twinkelen