I het duister

zelfst.naamw.

Uitspraak:

[ˈdœystər]

1) plaats waar het donker is - Dunkel (das ~)

in het duister onder een schemerlamp zitten lezen - Im Dunkeln unter einer Schirmlampe zu lesen sitzen

2) deel van de uitdrukking: -

in het duister tasten (=nog niets weten (over)) - im Dunkeln tappen De politie tast nog volledig in het duister over de oorzaak van de brand. - Die Polizei tappt hinsichtlich der Brandursache noch vollständig im Dunkeln.

II duister

bijv.naamw.

Uitspraak:

[ˈdœystər]

1) zonder licht - dunkel

een duistere nacht - eine dunkle Nacht

2) onduidelijk - dunkel

een duister vermoeden hebben dat iets niet goed gaat - eine dunkle Vermutung haben, dass etwas nicht gutgeht

3) dubieus - duster , zweifelhalt

Dat is een duister zaakje. - das ist eine zweifelhafte Angelegenheit

© K Dictionaries Ltd.

duister (znw.)

die Unkenntnis ; die Undeutlichkeit ; die Unbekanntheit ; die Finsternis ; die Düsterheit ; der Dünkel ; die Dunkelheit

duister

nicht vertrauenswürdig ; mies ; niederträchtig ; obskur ; schmierig ; schuftig ; sinister ; teuflisch ; trüb ; trübe ; unbeleuchtet ; unheilverkündend ; unheimlich ; verdächtig ; widerlich ; häßlich ; bösartig ; böse ; dubios ; dunkel ; düster ; finster ; fraglich ; fragwürdig ; gedrückt ; gemein ; gespensterhaft ; gespenstig ; gespenstisch ; glitschig ; gruselig ; heimtückisch ; hinterhältig ; hinterlistig ; geheim ; undeutlich ; geheimnisvoll

Bronnen: interglot; Wikipedia




NL: donker
NL: donkerte
NL: dreigend
NL: dubieus
NL: duisterheid
NL: duisternis
NL: glibberig
NL: huiveringwekkend
NL: louche
NL: luguber

NL: in het duister (zitten) DE: im Dunkeln
NL: (een sprong) in het duister DE: ins Dunkle
NL: in het duister (rondtasten) DE: im Finstern
NL: (omtrent iets) in het duister (tasten) DE: im dunkeln, im finstern