Vertalingen duim NL>DE
de duim
zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: | [dœym] |
Verbuigingen: | duimen (meerv.) |
kortste en dikste vinger van je hand -
Zoll (der ~), Daumen (der ~) op je duim zuigen - am Daumen lutschen |
iemand onder de duim houden (=zorgen dat je de baas over iemand blijft) - den Daumen auf jemandem halten
|
iets op je duimpje kennen (=iets heel goed kennen) - etwas wie seine Westentasche kennen
|
iets uit je duim zuigen (=iets verzinnen) - sich etwas aus den Fingern saugen
|
met je duimen draaien (=niets doen) - Daumen drehen
Niet met je duimen draaien, maar werken! - Nicht Daumen drehen, arbeiten!
|
de duimen leggen (=geen tegenstand meer bieden; verliezen) - gegenüber jemandem unterliegen
in een wedstrijd de duimen moeten leggen - jemandem in einem Wettkampf unterliegen
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de duim (m) | der Daumen ; das Zoll |
duim | Daumen ; Zoll |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `duim`

Voorbeeldzinnen laden....
Uitdrukkingen en gezegdes
NL: Iemand onder de
duim houden
DE: einem den Daumen aufs Auge haltenNL: uit zijn
duim (zuigen)
DE: aus den Fingern