Vertalingen deduceren NL>DE
deduceren (ww.) | ableiten (ww.) ; entnehmen (ww.) ; folgern (ww.) ; konkludieren (ww.) ; schließen (ww.) |
deduceren (werkw.) | deduzieren |
het deduceren | das Abfolgern |
Bronnen: interglot; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `deduceren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afleiden