het beleg

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[bəˈlɛx]
Verbuigingen:	beleggen (meerv.)

1) wat je op je brood doet - Belag (der ~), Brotbelag (der ~)

Wat wil je als beleg: kaas of ham? - Was möchtest du als Brotbelag: Schinken oder Käse?

2) insluiting van een stad door het leger - Belagerung (die ~)

het beleg slaan om de stad - eine Stadt belagern Het beleg van Antwerpen - die Belagerung von Antwerpen

de staat van beleg (=situatie waarin het leger de macht overneemt en de normale wetten niet gelden) - Belagerungszustand

© K Dictionaries Ltd.

het beleg	der Belag ; die Belagerung ; der Besatz ; der Brotaufstrich ; der Brotbelag
beleg	Überdeckung

Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.




NL: belegering
NL: broodbeleg

NL: het beleg slaan om (voor) een stad DE: eine Stadt belagern
NL: de staat van beleg afkondigen voor DE: den Belagerungszustand verhängen über