afzien van

Vertalingen afzien van NL>DE

werkw.

Uitspraak:	[ˈɑfsin vɑn]
Verbuigingen:	zag af van (verl.tijd ) heeft afgezien van (volt.deelw.)

(iets) niet doen - von etwas absehen

afzien van geweld in de strijd om dierenrechten - beim Kampf für den Tierschutz von Gewalt absehen

Overige bronnen

afzien van (ww.)

abfallen (ww.) ; abkoppeln (ww.) ; abtrennen (ww.) ; ausfallen (ww.) ; ausscheiden (ww.) ; entkoppeln (ww.) ; loshaken (ww.) ; loskoppeln (ww.)

Bron: interglot

Voorbeeldzinnen met `afzien van`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

NL: afhaken
NL: afstappen
NL: afvallen
NL: afzeggen
NL: eruitstappen
NL: opgeven
NL: ophouden
NL: stoppen

Ook in de database