Vertalingen afrekenen NL>DE
afrekenen
werkw.
Uitspraak: | [ˈɑfrekənə(n)] |
Verbuigingen: | rekende af (verl.tijd ) heeft afgerekend (volt.deelw.) |
(wat iets kost) betalen -
begleichen , zahlen , abrechnen Ober, kan ik afrekenen? - Ober, kann ich zahlen? |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
afrekenen (ww.) | auszahlen (ww.) ; schließen (ww.) ; liquidieren (ww.) ; freikaufen (ww.) ; entgelten (ww.) ; bezahlen (ww.) ; besolden (ww.) ; belohnen (ww.) ; begleichen (ww.) ; auflösen (ww.) ; aufheben (ww.) ; abzahlen (ww.) ; abtragen (ww.) ; abrechnen (ww.) |
afrekenen (werkw.) | zahlen ; bezahlen |
het afrekenen | die Abrechnung ; die Verrechnung |
Bronnen: interglot; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `afrekenen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afbetalenNL: afdoenNL: afrekeningNL: betalenNL: dokkenNL: vereffenenNL: vereffeningNL: verrekenenNL: verrekeningUitdrukkingen en gezegdes
NL: afrekenen ober!
DE: Herr Ober, zahlen bitte!