het zaad

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[zat]
Verbuigingen:	zaden (meerv.)

1) klein korreltje van een plant waaruit een nieuwe zelfde plant kan groeien - Samen (der ~)

anijszaad - Anissamen sesamzaad - Sesamsamen maanzaad - Mohnsamen

op zwart zaad zitten (=geen geld meer hebben) - auf dem Trockenen sitzen

2) geslachtscellen van een man - Samen (der ~), Sperma (das ~)

zijn zaad storten/lozen (=ejaculeren) - einen Samenerguss haben

© K Dictionaries Ltd.

het zaad	der Keim ; die Saat ; das Saatgut ; der Samen ; das Sperma
zaad	Brut ; Korn ; Saat ; Same ; Samen ; Samenkorn ; Sämereien

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Omegawiki.org




NL: begin
NL: hom
NL: kiem
NL: kippenvoer
NL: sperma

NL: (allerlei) zaden DE: (zaadgoed) Sämereien
NL: (in het) zaad schieten DE: (in Samen) schießen
NL: op zwart zaad (zitten) DE: auf dem Trocknen