wolk

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[wɔlk]
Verbuigingen:	wolken (meerv.)

witte of grijze massa hoog in de lucht van zwevende druppeltjes water - Wolke (die ~)

Aan het begin van de dag was de hemel blauw, maar later kwamen er steeds meer wolken. - Zu Beginn des Tages war der Himmel blau, doch später kamen stets mehr Wolken.

Achter de wolken schijnt de zon. (=<dit zeg je als je iemand wil opvrolijken als de dingen niet goed gaan>) - Nach Regen folgt auch wieder Sonnenschein.

in de wolken (=heel erg gelukkig) - im 7. Himmel

met je hoofd in de wolken lopen (=zo gelukkig zijn dat je niet goed op de praktische dingen let) - im 7. Himmel sein

Er is geen wolkje aan de lucht. (=alles gaat goed) - Es ist kein Wölkchen am Himmel.

een wolkje melk in de thee (=een scheutje melk in de thee) - ein Wölkchen (Milch) im Tee

een wolk van een baby (=een prachtige baby) - ein süßes Baby

© K Dictionaries Ltd.

de wolk (v)	das Gewölk
de wolk	die Wolke
wolk	CLOUD (Afkorting) ; Wolke

Bronnen: Wikipedia; interglot; Download IATE, European Union, 2017.




NL: cirrus

NL: hij is in de wolken DE: der Himmel hängt ihm voller Geigen, er ist wie im Himmel
NL: wolk van een jongen DE: kerngesunder, pausbäckiger Junge
NL: (dat meisje) ziet eruit als een wolk DE: sieht aus wie Milch und Blut