de wedstrijd

zelfst.naamw. (m.)

Uitspraak:	['wɛtstrɛit]
Verbuigingen:	wedstrijden (meerv.)

spel waarin je probeert te winnen ^sport - Veranstaltung (die ~), Spiel (das ~), Wettkampf (der ~)

voetbalwedstrijd - Fußballspiel een wedstrijd spelen - einen Wettkampf austragen Tijdens de wedstrijd braken er rellen uit. - Während des Wettstreits brachen Unruhen aus. Ze deden een wedstrijdje wie het langst onder water kon blijven. - Sie wetteiferten, wer am längsten unter Wasser bleiben konnte.

© K Dictionaries Ltd.

de wedstrijd (m)	die Partie ; die Schlacht ; das Spiel ; das Spielchen ; der Spielraum ; der Streit ; der Wettbewerb ; der Wettkampf ; der Wettstreit
de wedstrijd	der Wettstreit

Bronnen: interglot; Wiktionary




NL: concours
NL: match
NL: partij
NL: pot
NL: strijd

NL: wedstrijd in roeien, schieten, turnen, zeilen etc. DE: Wettrudern, Wettschießen, Wettturnen, Rennsegeln, Wettsegeln (das)
NL: internationale wedstrijd DE: Länderkampf (der) DE: Ländertreffen (das) DE: (Fußbal)Länderspiel (das)