Vertaal
Naar andere talen: • voorspellen > ENvoorspellen > ESvoorspellen > FR
Vertalingen voorspellen NL>DE

voorspellen

werkw.
Uitspraak:  [vor'spɛlə(n)]
Verbuigingen:  voorspelde (verl.tijd ) heeft voorspeld (volt.deelw.)

van tevoren zeggen wat er gaat gebeuren, omdat je paranormaal begaafd bent of omdat je dat waarschijnlijk lijkt - voraussagen , vorhersagen , prophezeien
iemand de toekomst voorspellen - jemandem die Zukunft vorhersagen
Ik voorspel je dat hij het daar geen week uithoudt. - Ich sage voraus, dass er es dort keine Woche aushält.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
voorspellen (ww.) prognostizieren (ww.) ; prophezeien (ww.) ; voraussagen (ww.) ; vorhersagen (ww.) ; wahrsagen (ww.) ; weissagen (ww.)
voorspellen (werkw.) prophezeien ; voraussagen ; vorhersagen
voorspellen vorhersagen
Bronnen: Wikipedia; interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `voorspellen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: beloven
NL: profeteren
NL: verwachten
NL: wichelen