Vertalingen beloven NL>DE
beloven
werkw.
Uitspraak: | [bəˈlovə(n)] |
Verbuigingen: | beloofde (verl.tijd ) heeft beloofd (volt.deelw.) |
(iemand) zeggen dat je zeker iets zult doen of geven -
versprechen beloven dat je de afwas zult doen - versprechen, dass man das Geschirr abwäscht een snoepje beloven - eine Süßigkeit versprechen |
Beloofd is beloofd. (=wat je belooft moet je doen) - Versprochen ist versprochen.
|
Het belooft een mooie dag te worden. (=Het zal vandaag vast mooi weer worden.) - Der Tag verspricht, schön zu werden.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
beloven (ww.) | versprechen (ww.) ; zusagen (ww.) |
beloven (werkw.) | versprechen |
Bronnen: interglot; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `beloven`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: doen verwachtenNL: toezeggenUitdrukkingen en gezegdes
NL: het Beloofde Land
DE: das gelobte LandNL: beloven en doen zijn twee
DE: Versprechen und Halten ist zweierleiNL: (het is moeilijk,) dat beloof ik je
DE: das sage ich dir