Vertaal
Naar andere talen: • versieren > ENversieren > ESversieren > FR
Vertalingen versieren NL>DE

versieren

werkw.
Uitspraak:  [vərˈsirə(n)]
Verbuigingen:  versierde (verl.tijd ) heeft versierd (volt.deelw.)

1) mooi of feestelijk maken door bijv. bloemen, slingers of ballonnen - schmücken , verzieren
de stoel van de jarige versieren - den Stuhl des Geburtstagskinds schmücken
de jurk versieren met een grote strik - das Kleid mit einer großen Schleife verzieren

2) verleiden tot seksueel contact - aufreißen
Die knul versiert het ene meisje na het andere. - Der Typ reißt ein Mädchen nach dem anderen auf.

3) onofficieel iets regelen - organisieren , hinkriegen , deichseln
Kun jij niet versieren dat ik zonder kaartje naar binnen kan? - Kannst du es nicht deichseln, dass ich ohne Karte hereinkomme?

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
versieren (ww.) aufmachen (ww.) ; einkleiden (ww.) ; feinmachen (ww.) ; fertigmachen (ww.) ; fertigstellen (ww.) ; garnieren (ww.) ; gestalten (ww.) ; verzieren (ww.) ; vollenden (ww.) ; zieren (ww.)
versieren (werkw.) verführen
het versierendas Dekorieren ; das Verschönern ; die Verzierung
versieren schmücken
Bronnen: interglot; Wiktionary; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `versieren`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: aankleden
NL: afwerken
NL: decoreren
NL: garneren
NL: opluisteren
NL: opmaken
NL: opsieren
NL: opsmukken
NL: optuigen
NL: organiseren