vaststellen

werkw.

Uitspraak:	[ˈvɑststɛlə(n)]
Verbuigingen:	stelde vast (verl.tijd ) heeft vastgesteld (volt.deelw.)

bepalen of merken dat iets op een bepaalde manier is - verabreden , feststellen , festlegen , festsetzen

de prijs vaststellen - den Preis festlegen vaststellen dat hij al is vertrokken - feststellen, dass er schon aufgebrochen ist

© K Dictionaries Ltd.

vaststellen (ww.)	ausmachen (ww.) ; bedingen (ww.) ; bestimmen (ww.) ; determinieren (ww.) ; eingrenzen (ww.) ; festlegen (ww.) ; festmachen (ww.) ; feststellen (ww.) ; identifizieren (ww.) ; konstatieren (ww.)
het vaststellen	das Anberaumen ; das festsetzen
Vaststellen	Ermittlung

Bronnen: interglot; Wikipedia; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.




NL: beoordelen
NL: bepaalde
NL: bepalen
NL: bepalend
NL: beslissen
NL: bevestigen
NL: bevinden
NL: constateren
NL: determineren
NL: fixeren

NL: (de schade op 100 euro) vaststellen DE: festsetzen
NL: (de schade) vaststellen DE: (opnemen) feststellen
NL: tegen de vastgestelde prijs (verkopen) DE: zu dem angesetzten Preis DE: (een termijn) festsetzen, ansetzen, anberaumen
NL: (de vergadering) vaststellen op de 10e DE: auf den 10. festsetzen, ansetzen