I het vuil

zelfst.naamw.

Uitspraak:

[vœyl]

stof, modder, etensresten enz. - Unrat (der ~), Abfall (der ~), Schmutz (der ~)

Zijn handen zitten onder het vuil. - Seine Hände sind verschmutzt. huisvuil - Hausmüll grofvuil - Sperrmüll

iemand behandelen als een stuk vuil (=iemand slecht, zonder respect behandelen) - jemanden wie ein Stück Dreck behandeln

II vuil

bijv.naamw.

Uitspraak:

[vœyl]

1) niet schoon - schmutzig

vuile handen - schmutzige Hände

2) gemeen - schmutzig , dreckig , mies

een vuile streek - ein mieser Trick

© K Dictionaries Ltd.

vuil (znw.)	die Schweinerei ; der Schmutz ; die Fettigkeit ; die Dreckigkeit
het vuil	schmutzig ; Schmutz ; der Müll ; dreckig ; Dreck ; der Abfall
vuil	stinkig ; widerlich ; versaut ; verkommen ; verdreckt ; unsauber ; Beimengungen ; schmutzig ; Schmutz ; schmierig ; schlampig ; schlammig ; Oberflächen-Blasenschleier ; lumpig ; fleckig ; Flecken ; fettig ; Fett ; faul ; ekelhaft ; dreckig

Bronnen: interglot; Wiktionary; Wikipedia; mwb; Download IATE, European Union, 2017.




NL: afval
NL: drab
NL: gemeen
NL: goor
NL: kliederig
NL: knoeierig
NL: kwaad
NL: met vuil bemorst
NL: morsig
NL: morsigheid

NL: vuil ei DE: faules Ei
NL: vuile maag DE: verdorbener Magen
NL: vuile mop DE: Zote (die) DE: schlüpfriger Witz
NL: vuile was DE: (ook figuurlijk) schmutzige Wäsche
NL: vuil weer DE: Sauwetter (das)
NL: vuil zaakje DE: faule Geschichte, (handelszaak) schmutziges Geschäft
NL: vuil maken DE: schmutzig machen, beschmutzen
NL: er niet veel woorden aan vuil maken DE: nicht viel Worte darüber verlieren
NL: (witte kleren) worden gauw vuil DE: schmutzen leicht