I het vierkant

zelfst.naamw.

Uitspraak:	['virkɑnt]
Verbuigingen:	vierkanten (meerv.)

figuur met vier rechte hoeken en vier rechte, even lange zijden - Quadrat (das ~)

een vierkantje van 1 bij 1 cm - ein Quadrat von 1 mal 1 cm

II vierkant

bijv.naamw.

Uitspraak:

['virkɑnt]

met de vorm van een vierkant (1) - quadratisch

een vierkante tafel - ein quadratischer Tisch

een vierkante meter (=een vlak dat 1 meter bij 1 meter groot is <als maat>) - Quadratmeter

III vierkant

bijwoord

Uitspraak:

['virkɑnt]

heel direct en niet beleefd - unverhohlen , unverblümt , offen

iemand vierkant uitlachen - jemanden unverhohlen auslachen

iemand vierkant de waarheid vertellen (=tegen iemand duidelijk en in afkeurende woorden zeggen wat je van iemand of zijn of haar gedrag vindt) - jemandem unverblümt die Wahrheit sagen

© K Dictionaries Ltd.

vierkant (znw.)	das Viereck
het vierkant	Quadrat ; das Quadrat ; quadratisch ; viereckig
vierkant	schief ; verkehrt ; Außenvierkant ; Geviert ; quadratisch ; Square ; viereckig ; vierkant

Bronnen: interglot; Wiktionary; Engoi Woordenschatoefeningen; Download IATE, European Union, 2017.; Antiquarian Dictionary; SEG




NL: faliekant
NL: finaal
NL: gelijkzijdige vierhoek
NL: hartstikke
NL: helemaal
NL: onomwonden
NL: ronduit
NL: volstrekt

NL: (5 meter) in het vierkant DE: im Quadrat, im Geviert
NL: vierkante meter etc. DE: Quadratmeter (das) DE: (potig, stoer) vierschrötig DE: (openhartig) offen
NL: (iemand) vierkant de deur uitgooien DE: flott zur Tür hinauswerfen, (zonder meer, zo maar) ohne weiteres zur Tür hinauswerfen, mir nichts dir nichts an die Luft setzen