Vertalingen trappen NL>DE
trappen
werkw.
Uitspraak: | [ˈtrɑpə(n)] |
Verbuigingen: | trapte (verl.tijd ) heeft getrapt (volt.deelw.) |
1) met je voet raken -
trampeln , treten in de poep trappen - in die Scheiße treten iemand trappen - jemanden treten |
een balletje trappen (=een partijtje voetbal spelen) - eine Runde Fußball treten
|
iemand op zijn ziel trappen (=iemand hevig kwetsen) - jemandem auf die Füße treten
|
iemand eruit trappen (=iemand boos wegsturen) - jemanden herauswerfen
|
ergens in trappen (=voor de gek gehouden worden) - in eine Falle tappen
|
een heel eind trappen (=een grote afstand fietsen) - ein ziemliches Ende in die Pedale treten
|
2) veroorzaken -
verursachen , machen herrie trappen (=lawaai maken) - Krach machen
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
trappen (ww.) | ausschlagen (ww.) ; hauen (ww.) ; kicken (ww.) ; stoßen (ww.) ; treten (ww.) |
trappen | Trappen ; Treppen |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `trappen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: fietsenNL: gaan staanNL: schoppenNL: stappenUitdrukkingen en gezegdes
NL: Iemand tegen de buik
trappen
DE: einen in den Bauch tretenNL: trap eens een beetje door
DE: fahre etwas schneller, tritt etwas festerNL: (in een uur van Tilburg naar den Bosch)
trappen
DE: fahren