studeren

werkw.

Uitspraak:	[styˈderə(n)]
Verbuigingen:	studeerde (verl.tijd ) heeft gestudeerd (volt.deelw.)

1) onderwijs (in iets) volgen na je middelbare school - studieren

Nederlands studeren aan de universiteit - an der Universität Niederländisch studieren fluit studeren aan een conservatorium - an einem Konservatorium Flöte studieren studeren voor advocaat - Recht studieren het hele weekeinde zitten studeren voor een tentamen - das ganze Wochenende für eine Zwischenprüfung lernen

2) (iets) oefenen op je muziekinstrument - studieren , lernen

Ik moet nog heel hard studeren op deze sonate. - Ich muss diese Sonate noch gut üben.

© K Dictionaries Ltd.

studeren (ww.)	büffeln (ww.) ; erlernen (ww.) ; lernen (ww.) ; studieren (ww.)
studeren (werkw.)	studieren

Bronnen: interglot; Wiktionary




NL: bekwamen
NL: blokken
NL: leren
NL: oefenen
NL: peinzen
NL: studeer

NL: in de medicijnen studeren, voor dokter studeren DE: Medizin studieren
NL: voor priester, dominee studeren DE: sich zum Priesteramt, zum Predigtamt vorbereiten
NL: voor ingenieur studeren DE: Ingenieur studieren