Vertalingen struik NL>DE
de struik
zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: | [strœyk] |
Verbuigingen: | struiken (meerv.) |
1) grote plant met dunne takken -
Busch (der ~), Strauch (der ~) planten, struiken en bomen in de tuin hebben - Blumen, Sträucher und Bäume im Garten haben |
2) krop -
Kopf (der ~) een struik andijvie - ein Endivienkopf |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de struik (m) | der Busch ; das Büschel ; das Gebüsch ; der Kopf ; die Staude ; der Strauch |
struik | Strauch |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `struik`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: bosjeNL: heesterNL: plantUitdrukkingen en gezegdes
NL: (hij verdween) in de
struiken
DE: (struikgewas) im Gebüsch