smaken

werkw.

Uitspraak:	[ˈsmakə(n)]
Verbuigingen:	smaakte (verl.tijd ) heeft gesmaakt (volt.deelw.)

1) genoemde smaak (2) hebben - schmecken , kosten

lekker smaken - lecker schmecken De wijn smaakt naar de kurk. - Der Wein schmeckt nach Kork.

2) deel van de uitdrukking: -

Het smaakt me niet. (=ik vind het niet lekker) - Es schmeckt mir nicht.

© K Dictionaries Ltd.

smaken (ww.)	prüfen (ww.) ; schmecken (ww.)
smaken	genießen ; kosten

Bronnen: interglot; Horecagids




NL: beleven
NL: bevallen
NL: lekker zijn
NL: proeven
NL: zwemen

NL: smaakt het u? DE: schmeckt es Ihnen?
NL: het begint hem weer te smaken DE: er bekommt wieder Appetit
NL: de genoegens van het leven smaken DE: die Freuden des Lebens genießen