Vertaal
Naar andere talen: • schorten > ENschorten > ESschorten > FR
Vertalingen schorten NL>DE
schorten (werkw.) fehlen ; hapern ; mangeln
Bron: Wiktionary

Voorbeeldzinnen met `schorten`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: mankeren
NL: schelen

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: wat schort eraan? DE: was fehlt dir?