Vertalingen pik NL>DE
de pik (m) | der Penis ; der Pimmel ; der Rute ; die Rute ; der Schwanz |
pik | Pech |
Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `pik`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: lidNL: lulNL: penisNL: piefNL: piemNL: pikhouweelNL: rancuneNL: roedeUitdrukkingen en gezegdes
NL: de
pik op iemand hebben
DE: einen Pick auf einen haben