meeslepen

Vertalingen meeslepen NL>DE

werkw.

Uitspraak:	['meslepə(n)]
Verbuigingen:	sleepte mee (verl.tijd ) heeft meegesleept (volt.deelw.)

deel van de uitdrukking: -

je laten meeslepen door emoties

Overige bronnen

meeslepen (ww.)

mitlocken (ww.) ; mitnehmen (ww.) ; mitschleppen (ww.) ; mitziehen (ww.) ; schleppen (ww.)

Bron: interglot

Voorbeeldzinnen met `meeslepen`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

NL: boeien
NL: meebrengen
NL: meesleuren
NL: meetrekken
NL: meetronen
NL: meezeulen

Ook in de database