meeslepen

werkw.

Uitspraak:	['meslepə(n)]
Verbuigingen:	sleepte mee (verl.tijd ) heeft meegesleept (volt.deelw.)

deel van de uitdrukking:

je laten meeslepen door emoties (=je niet meer kunnen beheersen) - let oneself go

© K Dictionaries Ltd.

meeslepen (ww.)

to carry before it ; to drag along ; to pull along

Bron: interglot




NL: boeien
NL: meebrengen
NL: meesleuren
NL: meetrekken
NL: meetronen
NL: meezeulen

NL: het onderwerp begint mij mee te slepen EN: I'm warming up to the subject
NL: ik werd in hun ondergang meegesleept EN: I was involved in their ruin