de koop

zelfst.naamw. (m.)

Uitspraak:	[kop]
Verbuigingen:	kopen (meerv.)

keer dat je iets koopt, of wat je gekocht hebt - Kauf (der ~), Anschaffung (die ~)

de koop van een huis - der Kauf eines Hauses Die jas is een goede koop. - Die Jacke ist eine gute Anschaffung.

te koop (=die of dat gekocht kan worden) - zu verkaufen Dat huis staat al een jaar te koop. - Das Haus ist schon seit einem Jahr zu verkaufen.

te koop lopen met (=(iets) aan iedereen laten zien of horen) - etwas herumerzählen te koop lopen met je kennis - seine Kenntnisse herumerzählen

op de koop toe nemen (=bij iets gunstigs een nadeel accepteren) - in Kauf nehmen Het huis is erg mooi. Dat het aan een drukke weg ligt nemen we op de koop toe. - Das Haus ist sehr schön. Dass es an einer vielbefahrenen Straße liegt, nehmen wir in Kauf.

© K Dictionaries Ltd.

de koop	der Erwerb ; der Kauf
koop	Kauf ; Kaufvertrag

Bron: Download IATE, European Union, 2017.




NL: aangekochte
NL: aankoop
NL: aanschaf
NL: aanwinst
NL: acquisitie
NL: afname
NL: boodschap
NL: deal
NL: kopen
NL: verkrijging

NL: een slechte koop doen DE: einen Fehlkauf machen
NL: een koop sluiten DE: einen Kauf abschließen, tätigen
NL: door koop verkrijgen DE: käuflich erwerben
NL: op de koop toe (krijgen) DE: mit in den Kauf
NL: (een huis) te koop DE: zu verkaufen
NL: te koop gevraagd DE: zu kaufen gesucht
NL: te koop aanbieden DE: zum Verkauf anbieten, (op straat etc.) feilbieten, feilhalten
NL: (een huis) te koop zetten DE: zum Verkauf anschlagen
NL: (deze dingen zijn ook) afzonderlijk te koop DE: einzeln käuflich
NL: (zulke dingen zijn niet) gemakkelijk te koop DE: leicht zu bekommen, leicht erhältlich
NL: met iets te koop lopen DE: (ten toon spreiden) etwas zur Schau tragen
NL: weten wat er in de wereld te koop is DE: Bescheid wissen