Vertalingen knakken NL>DE
knakken (ww.) | aufbrechen (ww.) ; beschädigen (ww.) ; brechen (ww.) ; kaputtmachen (ww.) ; knacken (ww.) |
het knakken | die Brüche |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `knakken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: brekenUitdrukkingen en gezegdes
NL: (zijn gezondheid) is geknakt
DE: ist zerrüttetNL: (de herhaalde tegenspoed heeft hem) geknakt
DE: gebrochen, geknickt